Laatst reden we langs een bus die me sterk deed denken aan de bus van de schooltandarts van vroeger. Hoewel ik niet naar deze tandarts hoefde, was ik toch altijd bang als de bus plotseling weer voor onze basisschool stond. Je ouders moesten destijds aangeven of je wel of niet twee keer per jaar naar dit uitje mocht. Ik was altijd angstig dat er een fout gemaakt werd en dat ik om de een of andere reden toch een oproep kreeg om naar de schooltandarts te moeten. De meeste van mijn klasgenoten moesten wel de gang naar de Griezelbus maken. Zo herinner ik me dat er kinderen waren die zo bang waren dat ze er naartoe gedragen moesten worden. De bus stond een week lang in de straat van de school en in die tijd kwam er van lesgeven weinig terecht. De meeste kinderen waren nogal hyper in deze periode. De wildste verhalen over deze tandartsen deden de ronde en mijn klasgenoten kwamen altijd met sterke verhalen terug uit de bus. De vaak Aziatische tandartsen spraken amper Nederlands. De woorden “mondje open” wisten ze wel allemaal goed uit te spreken. Erg opgelucht was ik altijd als de bus weer vertrokken was. Lang duurde deze opluchting nooit want ieder half jaar moest ik zelf naar de tandarts in de stad.
Iedere eerste woensdagmiddag van april en oktober mocht ik naar de Beul van Helmond. Eind maart en september wordt mijn lichaam er automatisch nog steeds onrustig van. Dit hoewel ik al twintig jaar een andere tandarts heb en ik in andere maanden op controle ga. Om maar aan te geven hoe diep deze angst onbewust nog in mijn lichaam zit. De Beul was 2,36 meter groot, had kolenschoppen als handen en zag er meer uit als een slager dan een tandarts. Hij droeg meestal een te kleine witte jas met hier en daar een bloedvlek erop. Het was een norse chagrijnige man van weinig woorden. “Mond open” riep hij als je vol angstzweet in de stoel lag. Hij had zichtbaar een hekel aan zijn werk en een nog grotere hekel aan kinderen. In mijn beleving was het in de wachtkamer altijd doodstil en voelde je een enorme spanning. Het enige wat je hoorde was het tikken van een klok of het ergerlijke geluid van de boor. Af en toe hoorde je gemopper van de kindervriend en het gillen of huilen van het kind wat in de behandelkamer was. Datzelfde kind kwam dan even later met natte ogen en een dikke wang terug in de wachtkamer zitten. Het was altijd gissen of die wang kwam van een verdoving of van een rechtse directe van de slager.
Om het kort samen te vatten; de angst voor de tandarts zit bij mij nogal diep. Mijn kinderen gaan al sinds hun 8ste mee om me gerust te stellen als ik naar de tandarts moet in plaats van dat ik hen bemoedigend toespreek. Het is alweer april en mijn biologische klok is wederom van slag. Gelukkig is de eerste woensdag van april voorbij en kan de lente ook voor mij echt beginnen. Als jij of je puber binnenkort nog naar de tandarts moet; veel succes! Doe meteen de assistente de groeten, in haar ogen is het immers altijd lente.